Huis Tuin & Keuken Observaties


Leven van je dromen

30 oktober 2024, Neede

 

*Stilte*

“Dan ga je toch lekker naar Soedan! Ga maar direct, boek een vliegtuig, ga maar!” Hoorde ik hem een paar kilometer verderop op de achtergrond aan de andere kant van de telefoonlijn. Het klonk ergens wel enthousiast, maar ik kon me eigenlijk niet echt voorstellen dat hij werkelijk stond te springen. Ik kon zijn gezichtsuitdrukking niet zien, maar het leek me geen uitspraak die op dit moment met zijn gezicht resoneerde. Integendeel!

“Ik dacht zelf meer aan Mongolië” zei ik iet wat recalcitrant, maar niet minder enthousiast. Het is een idee dat langzaam in mijn hoofd aan het rijpen is. Het is een klein teer zaadje van een enorme boom, (niet zo) lang geleden als dromende puber geplant ergens in de achterkant van mijn hoofd. (Het is een traag groeiend soort.)

Hij zuchtte hoorbaar en zij zei dat ik hem tegen de haren had ingewreven met mijn praatjes. Ik zag hem voor me als een klein gekwetst en geïrriteerd hondje. Ik ben pas net geland hier. Het wordt hier knus en gezellig en langzaam maar zeker vult de ruimte zich. Gisteren heb ik een bank gekocht, waarop ik kan breien en zitten en denken en kletsen en tekenen en bellen. Ieder (t)huis heeft een bank.

Ik stond maar wat te trappen tegen een paar onbenulligheden: de supermarkt, de gemeente, vuurwerk, geld, oorlog, politiek, de gehele maatschappij en de pakketbezorger. Misschien kwam het door het brutale jongetje dat wel erg veel chocolaatjes graaide uit mijn zakje overheerlijke kado gekregen Belgische chocolade met zijn zogenaamd onschuldige “trick or treat” actie van een dag te vroeg. Misschien kwam het door zijn vriendjes, die een paar dagen eerder vuurwerk naar binnen gooiden. Misschien kwam het door de pakketbezorger die zou komen, maar niet kwam opdagen. Misschien kwam het omdat ik iet wat gebutst groente en fruit moest weggooien, terwijl ik mijn liefde en energie liever zou willen stoppen in dingen die de wereld mooier zouden maken: een liedje dat ik met hem zal schrijven bijvoorbeeld, of een wandeltocht die ik met haar zal uitzetten. Gedichten, tekeningen, een warme, liefkozende omhelzing..

Misschien moest ik ongesteld worden, maar dat opperde zij.

Liet het water van de warme douche over me heen stromen. Waste mijn gezicht, mijn benen en mijn oksels met heerlijk geurende zeep, maar voelde me nog steeds vies en een weemoedig gevoel overviel me. Alsof ik mezelf vervloekt had. Alsof ik iets gezegd had wat ik nooit had mogen zeggen. Deze droomplek is toch wat ik wilde? Wat had ik dan nog meer gewild? Is het dan nooit goed? Het idiote idee dat ik als kind wel eens had knaagde in mijn ruggengraat: dat meneer God op me neer keek en mijn onzekere contractje morgen als karma zou beëindigen als hij daar zin in had omdat ik dit allemaal gedacht en gezegd had. Was ik "ondankbaar"? Mag ik de dingen die ik ervaar dan niet bevragen? Het is heus niet zo dat ik het geluk elders zoek. Dat lijkt me nogal overbodig - ik prijs mezelf gelukkig! Dat meen ik vanuit de grond van mijn hart, want ik sta met beide benen midden in mijn droomleven. 

Misschien is het daardoor dat het idee me kan overvallen dat ik mijn liefde niet wil ‘verspillen’ aan wat voor idee dan ook dat me niet zint. Maar is juist dat geen klinkklare onzin? Liefde kan niet worden ‘verspilt'. Ik merk dat liefde juist kan stromen als ik haar onder ogen durf te komen. We hebben het over onze droomhuizen, droomplekken, droombanen en een droomwereld. Maar eigenlijk ben ik omringd door alles wat mijn hartje verlangt. Eigenlijk leef ik het leven van mijn dromen en blijkbaar horen sommige (tijdelijke) ideeën daar bij. Ik hoef de droom alleen maar te omarmen en aan te gaan, want als we het leven van onze dromen leven, zal de wereld onze droomwereld zijn. Het ideaal daarentegen, zal nooit gevonden worden. Het is de grootste illusie: het bestaat niet.

Aansprakelijkheidswaardevaststellingsveranderingen en andere mooie woorden 

14 augustus 2024, Apeldoorn

 

Woorden vullen de ruimte. Ze botsen en tuimelen over elkaar heen en het is soms net alsof ik met ieder woord dat ik mededeel een verstoring in de communicatie teweeg breng. Alsof ieder woord bijdraagt aan een miscommunicatie die chronisch lijkt te bestaan. Het is frusterend te zien dat ik in essentie hetzelfde bedoel als hem, als haar, als jij, maar dat ik dat dan niet kan uitdrukken. Alsof ik toeschouwer ben van mezelf, en daar niets aan kan doen. Gevoel van onmacht.

De gedachte dat 'beeldtaal' een moedertaal kan zijn. Want ik zíé dat ik in essentie hetzelfde bedoel als jij. En toch lijken wij samen vast te zitten in een bubbel die wanhopig om steeds meer woorden schreeuwt. Een bubbel die voller en voller raakt, waardoor wij elkaar niet meer kunnen zien, terwijl we samen in dezelfde bubbel bestaan. Een bubbel waarin woorden zoals aansprakelijkheidswaardevaststellingsveranderingen zijn ontstaan. 

En toch lijkt het ook alsof ik op dit moment meer met woorden smijt dan ooit te voren. Mijn vingers vliegen over het toetsenbord, en drukken ze eruit, terwijl ik ze in mijn hoofd nog tot lopende zinnen aan het vormen was. Zie hier ter plekke het resultaat. Ik dacht even dat ik opgesloten zat in de poëzie, tot ik me herinnerde dat Alles poëzie is: dat de achtertuin zich niet beperkt tot de schutting.

Men vertelde me eens over het idee dat daden meer waard zijn dan woorden, en ik heb gezien dat een woord het tegendeel van het geïmpliceerde kan bewijzen, dat woorden niet gehoord kunnen worden en dat woorden verhalen kunnen vertellen die voor dé waarheid aangenomen worden, terwijl ze alleen maar een suggestie voor een mogelijke waarheid waren. Het voor de hand om dan maar het aanverwante idee te aanbidden: ‘eerst zien, dan geloven’. Maar ik merk dat dát me niet zo goed af gaat. Er valt niet zoveel te zien als je niet eerst gelooft.

Dus ik schrijf maar wat: ik geloof dat ik wat zie en geef er woorden aan, omdat ik in deze bubbel niet anders kan. Het idee dat mijn woorden leeg zouden zijn bevalt me wel. Dat de letters opgevulde beelden zijn in een compositie, omhult door niets anders dan liefde. De woorden impliceren iets wat jij misschien niet begrijpt omdat ik ze zelf misschien ook niet eens begrijp. Maar dat geeft niet, zeg ik tegen mezelf. Het leven zou saai zijn als ik mezelf begreep, en ik vraag jou niet om mij te begrijpen. We hebben samen genoeg aan onszelf.

"Laten we enkel samen Zijn"

(Mooie woorden om mee af te sluiten...)

"Doen!"

Zou ik zeggen. 

"Begin!"

Nu wordt ie nog mooier...

De (zwaarte)kracht van verhalen

13 oktober 2024, Neede

 

De ruimte vult zich langzaam met dingen die ik verzameld heb door de tijd heen. Ieder ding kent zijn verhaal: zo vond ik langgeleden met mama een knal blauwe dode vlinder in de dierentuin. Er is een zwart/wit foto van een zandduin met daarop in de verte twee stipjes die hun armen opgelaten gespreid omhoog steken - dat zijn mijn broertjes in Zeeland. Een borduursel geborduurd door een onbekende waarin een vriendin eens een verjaardagscadeautje verpakt had. Twee stoeltjes die ik gratis opgehaald heb bij een mevrouw die hotel-de-botel verliefd was op haar nieuwe partner: ze gingen samenwonen en hadden bijna alles dubbel. Er is een gedicht dat ik ooit rondslingerend op de grond van een kunstacademie gevonden had - een paar jaar later vond ik de schrijver ervan en werd verliefd. Dan is er nog het roze autootje waarmee ik een 'Ontdekkingsreis' heb aangekondigd...

Ieder ding is door mijn handen gegaan en aan ieder ding heb ik een verhaal gehecht. Het zijn Tijdscapsules.

Het is zeker dat duur van de tijd dat ik hier zal zijn onzeker is. Dat heb ik zwart op wit ondertekend. Toch zie ik de onzekerheid niet als méér onzeker dan een handtekening onder een contract voor zekerheid, zoals een vastcontract. Het geeft me ademruimte niet zeker te weten waar ik volgende maand zal zijn, maar de keerzijde verstikt me tegelijk: het idee dat er een moment komt dat ik mijn verhalen misschien niet meer met me mee kan sjouwen.

Het is de spanning tussen verleden en toekomst waartussen ik heen en weer pendel: het onthouden en herinneren, de verhalen die daaruit voortkomen en de grond die dat vormt waarop het verhaal van een toekomst kan groeien.

Ieder ding is door mijn handen gegaan en aan ieder ding heb ik een verhaal gehecht. Het zijn Tijdscapsules.

Met dat ik hier land, bereid ik me voor om los te laten. Zoals het vastknopen van zwaartekracht aan een luchtballon, om het overboord te kieperen om te kunnen vliegen. Het is deze wisselwerking tussen verhalen Vertellen en verhalen Maken, die mij tot op het bot interesseert, waaraan ik mijn leven wijd en waarin het nu altijd centraal in het heden ligt opgeslagen.

Het onsorteerbare sorteren

6 oktober 2024, Neede

 

We zijn verhuisd naar een school. Het is grappig dat ik in het verleden op school zat en verlangde naar ruimte buiten het schoolgebouw, en dat ik die ruimte nu vind in lege schoolgebouwen.

Als veertienjarige begon ik ‘inspiratielaatjes’ aan te leggen in rode ladekastjes naast mijn kleine oranje bureautje in het kleine kamertje bij ons thuis. Er gingen vele kleine velletjes met grafische prints in, postkaarten, touwtjes, een mooi appelmoes etiket, bijzondere knoopjes, boekjes van een paar centimeter groot, plaatjes van ingerichte woonkamers en dieren, bijzondere insecten, visitekaartjes, teksten, krantenknipsels, gedroogde bloemen, schelpjes, steentjes, dromen… Ik verzamelde en omringde me met minuscule stukjes van de wereld. De laatjes en hun inhoud werkten als een toevluchtsoord, waarin ik me zorgeloos kon begeven. 

Op een gegeven moment - recent - konden de laatjes niet meer open, de kastjes zelf stonden al een tijdje volgebouwd en verstopt onder inspiratiedozen, inspiratiemappen, inspiratieboeken en inspiratiepotjes. Dat krijg je, als Alles inspireert - soms slibt het dicht en dan zit je er mooi in opgesloten. Ik had de laatjes al een paar jaar niet meer open gedaan. Maar inspiratie stroomt liever, geloof ik.

Dus het hek is van de dam: ik zit op de grond tussen de inspiratie. In een poging het onsorteerbare te sorteren omring ik mezelf met bergjes genaamd ‘inspirerend’, ‘heel inspirerend’, ‘écht heel inspirerend’, ‘OH WAUW, dit komt aan de muur inspirerend’, ‘collegemateriaal’ en ‘rotzooi’, om het weer enigszins te organiseren. De laatste berg blijft op wat snippers na wat klein…

Maar het meest inspirerend schijnt nu iets onzichtbaars te zijn: ik bespeur een soort gevoeligheid waarmee de snippers zichzelf verpakt hebben. Iedere snipper draagt een herinnering in zich en daarmee een verhaal. Ze spreken in een taal die alleen ik versta, omdat ik ze die taal gegeven heb. Het is alsof er een cassettebandje van mijn leven in die kastjes ligt opgeslagen en ik fragmenten van mijn eigen leven terug beluister.

Doet me afvragen of ik alles weer terug de laatjes in zal doen, voor een volgend terug luister moment wellicht. Maar deze gevoeligheid wekt een soort melancholiek in me en melancholiek werkt voor mij iets anders dan inspiratie - het lijkt juist een rem op de stroming te zijn. Een verlangen naar iets wat je niet meer kunt waarnemen omdat het al ervaren is, waardoor je het moois dat nu voor je neus ligt niet meer kunt zien omdat je met je neus in een niet bestaand verleden zit te wroeten, naarstig snuivend naar geuren die allang vervlogen zijn. Daarbij: stilstaand water gaat rotten. Inspiratie moet verwerkt worden, het is een kringloop, het kan niet worden bewaard. Inspiratie is beweging, en het vervliegt zodra de melancholiek geland is.

Dus misschien is tijd voor: De Waterval.

Alles groeit met liefde
27 augustus 2024, Apeldoorn


Ooit maakte ik kennis met een ongenaakbaar glad gepolijst vrouwelijk mensbeeld, waarna ik op een dag mijn eigen benen begon glad te schuren. Ik experimenteerde wat met verschillende tools, zoals het klassieke scheermes, ontharingscrème, pincetten, harsstrips, citroensap, een Terrrrrrrror Epileerder en als de kleverige klapper: duck tape - waar ik naast de haartjes ook mijn huid per ongeluk mee aan gort trok.

Het resulteerde vaak her en der in kleine zweertjes: haartjes die zichzelf erg graag wilden laten zien, maar zichzelf verlegen en pijnlijk weer verstopten tot net onder de huid. Tot voor kort opperde iemand nog een laser behandeling om voor eens en voor altijd van ze af te zijn. Maar ik heb zoiets nooit over mijn hart kunnen verkrijgen.

Sinds een paar weken ben ik gestopt met het schuren. Het begon met een onverschilligheid tijdens het onderweg zijn, maar de haartjes zijn inmiddels zo lang gegroeid dat het zacht begint te voelen. Ik besefte me dat het absurd is dat ik van het meisje dat ik was en de vrouw die ik ben verwachtte dat ze letterlijk de zachtheid van zich af schraapt, omdat men dat aantrekkelijk - of nee, het tegenovergestelde afstotend zou kunnen vinden. Berust op wat eigenlijk? Het gekke vond ik dat ik mezelf erop betrapte een beenhaar ook nog steeds een doorn (of ‘stoppel’, ook goed) in het oog te vinden. Waarom?

Het is vermoeiend om continu de 'juiste niet juiste' stukjes van jezelf te verstoppen ten behoeve van het geprojecteerde (on)gemak van een ander (of jezelf). En het polijsten van ieder oneffen stukje van jezelf is eigenlijk nog veel ongemakkelijker - het zijn er zoveel, wat blijft er dan nog over? Inmiddels zie ik in dat het ongemak van een ander niet bij mij hoeft te liggen, en dat ik het ongemak dat bij mezelf ligt niet hoef weg te schuren, maar onder de loep kan nemen. Ach, ik vraag mezelf alleen maar af: ben ik bereid een doorn in het oog (of: een haar in mijn been) aan te kijken?

En iets recalcitrants begint te schreeuwen in iedere haar. Ze schreeuwen om gezien te mogen worden. Het spel verstoppertje is uitgespeeld ("uitkomen!") en ik neem afscheid van mijn schuilplaats van schuurpapier. Ik heb lang genoeg gelooft dat het zachte dons er niet mocht zijn. Ik zie de haartjes nu langzaam tevoorschijn komen, naarmate ik de zachtheid toelaat en dat niet weg probeer te schrapen. Ze zijn langer, dikker en weerbarstiger dan ze ooit geweest zijn. Mijn benen zijn even niet meer glad gepolijst, maar ik kan ze wel weer aaien, zonder dat het prikt.

Want tja. “Alles groeit met liefde!”, toch?

Leuk, dat is Logisch

7 augustus 2024, Apeldoorn

 

Er wonen 40.000 bijen in mijn voortuin en elke zomer werken ze in hun raten aan een wintervoorraad honing. Ik liet me ooit vertellen dat één bij haar hele leven werkt voor één theelepeltje honing, dus ieder druppeltje telt - het is vloeibaar goud.

Soms is er ook genoeg honing voor mij, dan oogst ik een beetje en bewaar ik de honing in opgespaarde gelijksoortige potjes met gelijksoortige deksels. Maar dit jaar was er zoveel honing, dat ik niet genoeg dezelfde potjes had. Ik vroeg me af waarom alles nou perse in dezelfde soortgelijke potjes moest en kwam niet verder dan “dat is handig”, wat ik erg logisch vond. Maar ik vond "logisch" op dat moment niet zo handig - ik had immers niet genoeg potjes. Daarbij: maakt een bij honing omdat dat logisch is?

Alle potjes die ik nog had waren verschillend: groot, klein, dik, dun, smal, breed, bol, rond, vierkant, zeshoekig. Ze hadden plakkerige oude etiketten die zich niet zo gemakkelijk los lieten weken, maar voor allemaal bleek ik een nieuw passend dekseltje te hebben. Ik ontdeed ze allemaal van hun etiket, waarmee ieder potje opnieuw de potentie kreeg om een beetje honing te bewaren. Ik sorteerde ze opnieuw op dekselsoort en moest wel lachen - zonder etiket en allemaal door elkaar kwam het karakter van ieder potje sterk naar voren. 

Ik vond het geheel er leuk uit zien, dus ik concludeerde dat ik ‘leuk’ ook wel handig vond: ik werd er vrolijk van. Het is mij geleerd om het argument 'leuk' te vermijden omdat het een leeg woord zou zijn. Maar wie zegt dat dat handig is om te doen? Ik vond ‘leuk’ een erg logisch argument om lege potjes te vullen met vloeibaar goud.

Ruimte voor de ruimte
29 juli 2024, Apeldoorn

 

Vroeger had ik zo’n gekleurde holle blokken set van karton. Je kon de blokken van klein naar groot in elkaar stoppen. Dat was vooral handig met opruimen: dan nam het geheel niet zoveel ruimte in beslag en kon het in de spelletjeskast makkelijk in een of ander hoekje staan zodat niemand er een hoofd over zou breken. Daar had vast iemand over nagedacht.

Maar als je de blokken uit elkaar haalde, kon je er een toren mee bouwen die hoger was dan jezelf - mits je ze in de goede, maar omgekeerde volgorde opstapelde natuurlijk: van groot naar klein. Soms was er een blok zoek dat zich dan een tijdje schuil hield onder een groter blok. Zolang dat blok miste kon de toren niet groter zijn dan jezelf. Hoe groter het blok, hoe meer impact op de hoogte van de toren.

Een keer was het kleinste blokje zoek. Het was niet hol, omdat het het kleinste blokje was en er dus geen kleiner blokje meer in hoefde. Het kleinste blokje was gewoon maar het kleinste blokje, en tegelijker tijd hét kleinste blokje. Het was het laatste blokje dat je op de toren kon zetten of in een ander blok kon stoppen, wat het speciaal maakte. Kortom: in het kleinste blokje zat de verwondering en voldoening van een complete toren.

Maar het was kwijt dus. Niet onder de bank, niet in een hoekje, niet onder een ander blok. We kwamen in de spelletjeskast andere blokjes tegen, die er op leken, maar die nooit dat ene speciale blokje waren. We maakten een nieuw blokje, en het was even alsof we het terug gevonden hadden, maar het was te licht omdat het van papier was en waaide weg als iemand er langsheen liep. En ondertussen stond de rest van de toren geduldig te wachten.

Ik vond hét kleinste blokje later terug in een van mijn grotemensen jaszakken. Ik had het al die tijd bij me willen houden, het was immers hét kleinste blokje. Maar nu was het kleinste blokje op eens gewoon maar een klein blokje in een jaszak van mijn te grotemensen jas. In de jaszak zaten ook kleine scherven, kleine briefjes en kleine stenen, een grote kraal en zelfs een kleine dobbelsteen, die kleiner en massiever was dan het kleinste blokje en ik had zin om een toren te bouwen.

Vallen

16 juli 2024, Apeldoorn

 

De evenwichtskunstenaar deint mee met de beweeglijkheid van zijn lijn. De lijn reageert op de stappen die hij zet, en wiebelt en beweegt als hij zijn gewicht erop verdeelt. Hoe losser de lijn gespannen is, des te meer ruimte om mee te deinen, des te meer balans. Als de lijn strak gespannen staat, kan hij makkelijk gelanceerd worden door zijn eigen gewicht. Maar als de lijn te slap gespannen staat wordt hij heen en weer geslingerd door het onvermogen van zijn benen om de rust te bewaren en steun te vinden. Alles gaat om de balans.

In een lange beukenlaan vond ik twee bomen naast elkaar die het meest ver uit elkaar stonden. Spande een lijntje, liet de camera lopen en zette zelf een stap in de tijd die werd vastgelegd. In een fractie van een seconde verloor ik mijn evenwicht en viel voor het eerst, nog voor ik balans kon vinden in het vallen zelf en de val kon breken. Dat vallen waarvan je je bewust bent, en je er helemaal niks aan kunt doen. 

Wanneer ik over de lijn loop en ik me even evenwichtskunstenaar waan, behoed ik mezelf om te vallen. In over leg met de lijn verdeel ik mijn gewicht en maak onevenwichtige sprongen. Nu ik over mijn eigen voeten struikelde, verstrikt raakte en echt viel, kon ik niet anders dan me overgeven aan de beweging die ik zelf veroorzaakt had en leek vallen een moment van vliegen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb